Onderzoek

Mijn onderzoek is voortgekomen uit de behoefte om het geleerde in de cursus Talentenfluisteraar concreet en betekenisvol toe te passen. Hoewel de cursus zich vooral richtte op oudere kinderen, wilde ik juist ontdekken hoe ik jonge leerlingen kon begeleiden in het herkennen en inzetten van hun talenten kinderen die vaak al vroeg hebben geleerd dat ze “niet mee kunnen komen.” Op mijn stage bij het SBO zag ik hoe leerlingen onzeker werden door herhaald falen. Ik wilde hen laten ervaren dat ze wél ergens goed in zijn.

Tijdens mijn stage viel het me op dat veel kinderen hun competentiegevoel kwijt waren. Ze werkten met materialen die ver onder het niveau van hun leeftijd lagen, voelden zich “anders” en verloren het vertrouwen in zichzelf. Eén meisje kwam in januari nieuw in de klas en werd dagelijks uit de groep gezet. Ze kon niet meekomen, werd overvraagd en voelde zich machteloos. Dit soort observaties riep bij mij de vraag op: Op welke wijze kan talentgedreven onderwijs ingezet worden voor de brede ontwikkeling van leerlingen in schakelgroep 4 op SBO De Bolder?

Om een antwoord te vinden op mijn hoofdvraag stelde ik zes deelvragen op:

  • Welke definitie van talent hanteer ik in dit onderzoek?

  • Wanneer komt talent in actie?

  • Waarom zou je talentgedreven onderwijs geven?

  • Wanneer laat een kind authentiek gedrag zien?

  • Wat is veerkracht en wat is het effect ervan op kinderen?

  • Wat is het belang van breed vormend onderwijs?

Aan de hand van deze vragen verdiepte ik me in theorieën van Luk Dewulf, Pronk & Busschots en Frederikson. Zij boden mij een kader om talent, veerkracht en authenticiteit te begrijpen. Deze bronnen vormden het fundament voor mijn praktijkgerichte ontwerp.

De volgende stap was het vertalen van de theorie naar een interventie die werkte voor mijn doelgroep. Ik keek kritisch naar bestaande werkvormen en paste ze aan zodat álle leerlingen konden deelnemen. Omdat sommige kinderen nog niet talig waren, koos ik bewust voor visuele werkvormen. Talentinterviews werden één-op-één gesprekken in plaats van schriftelijke vragenlijsten. Zo kon ik aansluiten bij de ontwikkeling, het concentratievermogen en het taalbegrip van de kinderen.

Na deze gesprekken kozen de leerlingen drie talenten, waarna we samen in overleg met mijn stagebegeleider, het meest zichtbare talent bepaalden dat paste bij hun schoolcontext.

Het ontwerp kreeg vorm in een talentposter: een tekening van het kind in actie, een foto van een talentmoment, en een reflectiemodel met pictogrammen (duimpjes, smileys). Elke dag reflecteerden de kinderen door knijpers te plaatsen bij de pictogrammen: Heb je je talent ingezet vandaag? Hoe ging het?

Tijdens het proces merkte ik dat sommige kinderen méér nodig hadden dan het reflectiemoment. Zij herkenden hun talent nog niet. Ik ben toen gedurende de dag complimenten gaan geven als ik zag dat ze hun talent inzetten, of wees ze erop wanneer ze het konden inzetten. Aan het einde van de dag hielpen leerlingen elkaar benoemen wanneer iemand zijn talent had ingezet. Zo ontstond er een positief groepsklimaat waarin kinderen elkaar complimenten gaven in talententaal.

Een prachtig voorbeeld was een leerling bij wie het talent groepsdier heel sterk aanwezig was. Zij wist altijd haar klasgenoten te herkennen in hun talentmomenten en gaf oprechte complimenten. Het groepsproces werd hierdoor versterkt en ieder kind kreeg zicht op zijn of haar ontwikkeling.

Artikel

Hieronder zie je het artikel die ik na aanleiding van het onderzoek heb geschreven.

Reflectie

Eerste loop: Doe ik het goed?

In mijn dagelijkse praktijk richt ik me op duidelijke instructie, een veilige leeromgeving en lessen waarin kinderen succeservaringen opdoen. Complimenten op hun aanpak versterken hun zelfvertrouwen. Dit sluit aan bij De Wulf (2023), die stelt dat kinderen zich competent voelen wanneer hun talenten zichtbaar worden in het dagelijks handelen.

Ook binnen het onderzoeksproces heb ik geprobeerd het goed te doen. Ondanks mijn dyslexie heb ik alle literatuur gelezen en ben ik met doorzettingsvermogen aan het schrijven gegaan. Het was voor het eerst in lange tijd dat ik schoolboeken van begin tot eind heb gelezen. Dat vergde veel van mijn concentratie, maar ik heb het volgehouden en ben daar trots op.

 Tweede loop: Doe ik het goede?

Ik ben de afgelopen periode juist méér het kind centraal gaan stellen. In plaats van te werken vanuit vaste structuren, kijk ik steeds vaker naar wat het individuele kind nodig heeft. De Wulf (2023) benadrukt dat talentontwikkeling vraagt om een cultuur waarin fouten maken mag, nieuwsgierigheid wordt gestimuleerd en kinderen eigenaarschap ervaren.

In mijn onderzoek heb ik deze visie verder uitgewerkt. Het schrijven van het artikel was spannend, vooral door mijn moeite met taal. Toch heb ik doorgezet. Met hulp van AI kon ik mijn ideeën helder verwoorden. Dat gaf mij vertrouwen en hielp me om mijn stem te laten horen. Het resultaat is een artikel waarin ik mijn onderzoek over talentontwikkeling heb kunnen verwoorden, en dat voelt als een persoonlijke overwinning.

Derde loop: Doe ik het om de goede reden(en)?

Mijn drijfveer is een omgeving creëren waarin elk kind zich gezien en gewaardeerd voelt. Ik geloof in brede ontwikkeling: niet alleen kennis, maar ook emotionele, sociale en morele groei. Zoals De Wulf stelt, vraagt talentgedreven onderwijs om een holistische benadering waarin alle dimensies samenkomen.

Mijn persoonlijke ervaringen hebben mij geleerd hoe belangrijk een veilige, ondersteunende omgeving is. Daarom streef ik ernaar om les te geven zoals ik ben: authentiek, warm en betrokken. Het onderzoeksproces heeft mij hierin bevestigd.

Maak jouw eigen website met JouwWeb